Tussentoets na Les 35

اختبار شامل للدروس السابقة - أربع أقسام مختلفة

قسم A: أسئلة مفتوحة
قسم B: اختيار من متعدد
قسم C: ملء الفراغات
قسم D: كلمات متضادة
تم الإجابة على 0 من 55 سؤال
0%
4 أقسام
غير محدد بوقت

قسم A

Geef antwoord
1
Hoeveel dagen heeft één week?
تلميح: إنه رقم
2
In welk seizoen is het koud in Nederland?
تلميح: فصل تساقط الثلوج
3
Hoeveel dagen per week werkt men meestal?
تلميح: عادة يومين عطلة في الأسبوع
4
Waar hebben kinderen les?
تلميح: مكان للدراسة
5
Hoe noem je een vrouw die op school les geeft?
تلميح: مرادف 'معلمة'
6
Wanneer eet je ontbijt?
تلميح: في بداية اليوم
7
In welke ruimte maken we eten klaar?
تلميح: مكان الطبخ
8
Waar haal je medicijnen?
تلميح: متجر الأدوية
9
Hoeveel kwartier is één uur?
تلميح: ساعة واحدة تساوي 60 دقيقة
10
En hoeveel minuten is één kwartier?
تلميح: ربع ساعة
11
Hoe noem je brood dat pas gebakken is?
تلميح: صفة تعني 'طازج'
12
Hoeveel vingers heeft één hand?
تلميح: إنه رقم
13
Hoe maak je een afspraak met de huisarts?
تلميح: عبر جهاز الاتصال
14
In welke ruimte moet je wachten bij de huisarts?
تلميح: غرفة الانتظار
15
Waardoor zijn veel mensen ziek in de herfst?
تلميح: بسبب تغير الطقس

قسم B

Trek een lijn naar het goede antwoord
1

Heb je een mobiele telefoon? Wat is je ______?

2

Wij hebben twee kinderen: een meisje en een ....

3

Via de trap ga je naar de eerste ______

4

In de ______ kun je douchen.

5

We eten altijd in de ______

6

Niemand ______ een jas als het warm is.

7

Het is nat, het ______

8

In het weekend is de bank ______

9

Mijn vrouw ______ vier dagen per week

10

Wil je iets ______, een kopje thee of koffie bijvoorbeeld?

11

Als je ______ hebt, wil je graag wat eten.

12

Deze mensen ______ elke avond vlees en groente.

13

Tussen de ______ gebruik ik de lunch.

14

Na het douchen ______ ik schone kleren aan.

15

Op mijn werk staat de koffie ______

16

De familie Vos is een ______ met drie kinderen.

17

Kennen wij ______? Woon jij bij mij in de buurt?

18

Op de foto zit hij op de ______

19

Zij heeft twee ______ en één zus.

20

Hij is vijf dagen ziek ______

قسم C

Vul het goede woord in
1
Beweeg regelmatig: , wandelen, voetballen enzovoort.
تلميح: رياضة
2
Ik sta om zes uur op; eerst ga ik
تلميح: تستخدم الماء والصابون
3
Bij het ontbijt ik altijd koffie.
تلميح: فعل الشرب
4
In de bus moet je vaak : er is geen plaats om te zitten.
تلميح: عكس 'يجلس'
5
Wat voor werk doet hij, ik vragen mag?
تلميح: كلمة للسؤال بأدب
6
Over hoeveel vertrek jij naar Nederland?
تلميح: وحدة زمنية، جمع
7
Het examen gaat per
تلميح: جهاز إلكتروني
8
Hoe is het feestje afgelopen?
تلميح: يسأل عن الوقت
9
Met je oren kun je horen, met je kun je zien.
تلميح: جزء من الوجه
10
Zij is met Peter en ze hebben drie kinderen.
تلميح: الحالة الاجتماعية

قسم D

Geef een tegenstelling
1
Spelen de kinderen buiten of ?
تلميح: عكس 'خارج'
2
Via de trap kun je naar en dan weer naar beneden.
تلميح: عكس 'أسفل'
3
Zijn er veel of kamers in het huis?
تلميح: عكس 'كثير'
4
De nachten zijn in juli , de dagen zijn lang.
تلميح: عكس 'طويل'
5
Is de lente een of nat seizoen?
تلميح: عكس 'رطب'
6
Op woensdag is de bank , op zaterdag is die gesloten.
تلميح: عكس 'مغلق'
7
Eten jullie samen of eet jij ?
تلميح: بمفردك
8
Slapen zij al of zijn ze nog ?
تلميح: عكس 'نائم'
9
Dit huis is erg oud, dat huis is
تلميح: عكس 'قديم'
10
Is Peter nog ziek of is hij al weer ?
تلميح: عكس 'مريض'

يجب الإجابة على سؤال واحد على الأقل لإنهاء الاختبار